‘Gardens heal. When you are sad, a garden comforts. When you are humiliated or defeated, a garden consoles. When you are lonely, it offers companionship that is true and lasting. When you are weary, your garden will sooth and refresh you….’ Een geweldige uitspraak van het Engelse tuinicoon Monty Don in zijn laatste boek ‘Down to earth’.
Wie Monty (nog) niet kent, moet zeker een keer naar het tuinprogramma Gardners World kijken, elke vrijdagavond op het tweede kanaal van de BBC. Hij presenteert het programma vanuit zijn eigen, buitengewone tuin Longmeadow in het oosten van Engeland. Een vaak eigenzinnige, maar zeer aanstekelijke tuinier. Ik word alleen al van naar het programma te kijken gelukkig.
Elke tuinier kent wel geluksmomenten in de tuin. Ik loop graag op blote voeten over het gras, lig graag in de hangmat in de schaduw onder een boom, staar ook graag doelloos naar de krioelende beestenboel tussen de groenten (zeg nooit zomaar mier tegen een mier…) of naar de zaailingen in potten in de serre. De smaak van een versgeplukte, door de felle middagzon opgewarmde, lauwe tomaat in de kas is voor mij onevenaarbaar, zeker niet door die flauwe tomaten uit de supermarkt. De geur van verse groene kruiden, rijpe aardbeien of een tak met vlierbloesem,…
En zo kan ik nog heel lang doorgaan met fijne momenten in de tuin op te sommen. Torenhoge clichés zijn het ook. Maar ze resulteren allemaal in klein of minder klein geluk, die mijn dag goedmaken en simpelweg veel energie geven. Zo genoot ik de afgelopen weken thuis in alle vroegte van een kop koffie in de serre vooraleer de laptop open te klappen en aan het werk te gaan. Vooraleer ik het goed en wel besefte was het weer middag en had ik niet het gevoel al veel energie uit de tank te hebben verbruikt.
Wat is geluk eigenlijk? * Dat is een vraag die zit in de categorie waar bijvoorbeeld ook ‘Hoe groot is het heelal’?, ‘Wat was er voor de oerknal’,… in thuis horen. Vragen dus waar heel wat onderzoek naar wordt gedaan, maar waar eigenlijk nog maar een begin van een antwoord op te formuleren valt. Toch is dat algemene en vage antwoord op de vraag naar geluk genoeg om de link met moestuinieren te leggen.
Algemeen wordt aangenomen dat ongeveer 50% van ons geluk in de genen zit, onze gezondheid dus. Hoe gezond, of ongezond, we zijn is onze belangrijkste bron van geluk. Spreekt voor zich, denk ik dan. Onze leefomstandigheden zijn maar voor 10% bepalend. En 40% wordt bepaalt door onze mindset. Dat wil zeggen dat geluk voor bijna de helft maakbaar en afdwingbaar is. Toch iets om bij stil te staan…
We voelen ons over het algemeen gelukkig wanneer we kunnen rekenen op de volgende drie ervaringen, die zich in meer of minderen mate samen moeten voordoen: wat doen aangename dingen die goed aanvoelen, en die dingen moeten zinvol zijn en betekenis hebben, voor onszelf, maar zeker ook voor anderen. Aangenaam, betekenis- en zinvol… Moestuinieren past voor mij helemaal in dit plaatje.
Een tuin maakt niet per definitie gelukkig en er zijn ongetwijfeld heel veel mensen die alleen maar ongelukkig zouden worden van tuinieren. Ook bij mij is dat een tijd dubbel geweest. En naast een tuin zijn er vanzelfsprekend ontelbaar andere bronnen van geluk. Alles heeft te maken met hoe je, letterlijk maar vooral figuurlijk, in je tuin staat.
Ik moestuinierde lang zoals ik werkte: te onbesuisd, met de lat altijd maar weer te hoog een nooit tevreden van mezelf. Vooral die lat heeft mij veel ellende opgeleverd (2018 ga ik nog heel lang herinneren als mijn verschrikkelijke burn-out jaar), maar mijn tuin heeft mij ook geholpen om er weer bovenop te komen en vooral om anders tegen het leven aan te kijken. Sindsdien werk en moestuinier ik anders en zeker gezonder. Ik laat het allemaal wat vaker los en laat de boel wat meer de boel. Ik heb ook het gevoel dat mijn tuin tijdens de afgelopen corona maanden alleen maar belangrijker is geworden voor mijn mentaal welzijn.
Dat moestuinieren gelukkig kan maken (of helpt bij het verzachten van de pijn bij ongeluk), lijkt mij dus een vaststaand feit. Aangenaam, zinvol en met veel betekenis,…
Ik ben ook op zoek gegaan naar het biologische mechanisme achter dat tuingeluk. Ik wil niet alleen voelen, maar ook begrijpen welke radartjes er in mijn brein op dat moment allemaal draaien. Wat maakt nu dat ik in een tuin rust en troost kan vinden? Wat zorgt ervoor dat een tuin leert relativeren, je zelfbewuster maakt en vooral veel energie geeft?
Ik heb veel antwoorden gevonden in twee net verschenen, hele mooie boeken. Het eerste is Your well-being garden. How to make your garden good for you (2019) van een groep van tuinarchitecten, biologen en psychologen van de Engelse Royal Horticultural Society. Maar vooral ook Tuinieren voor de geest. Hoe we gelukkiger worden van zaaien, wieden en snoeien van de vooraanstaande Britse arts Sue Stuart-Smith. De originele Engelse titel geeft overigens veel beter weer waar het boek om gaat: The well gardened mind. Rediscovering nature in the modern world (2020).
Wetenschappers baseren zich vaak op de algemeen aangenomen, maar niet zo makkelijk te bewijzen stelling dat onze affiniteit met de natuur aangeboren is en wij er daarom rust vinden. Wij zijn immers de natuur! Er is berekend dat de mens tijdens heel haar bestaan 350.000 generaties dicht bij de natuur heeft geleefd. En dat het pas de laatste pakweg tien generaties zijn die vaak dicht opeengepakt en ver van de natuur in stedelijke omgevingen zijn gaan leven. Ons brein is daar (nog) niet op aangepast. De natuur daarentegen voelt onbewust vertrouwd, maar ook veilig aan. En dat leidt tot rust die kan zorgen voor herstel van het overwerkte en overprikkelde brein, een noodzaak om te (over)leven.
Wij dragen in onze hersenen ook vele miljoenen jaren evolutie van leven mee. Er zitten in ons brein nog altijd, niet zo kleine delen die al meegaan vanaf het ogenblik dat complex leven is ontstaan en er van de mens nog lang geen sprake was. Zo is het fotoreceptorgen dat evolutionair gezien het eerst is ontstaan en dat mogelijk maakt dat licht wordt omgezet in zenuwprikkels (en we onder andere kunnen zien) het gevoeligst voor de golflengte van licht dat door groene planten wordt weerkaatst. Met enige zin voor overdrijving kun je stellen dat de standaardkleur van de hersenen groen is. Onze ogen hoeven geen inspanning te leveren om groen te zien. Het is zó herkenbaar dat het rust brengt.
Er is ook voldoende aangetoond dat bewegen in de natuur een positief effect heeft op het serotoninegehalte. Serotinine is een hormoon dat diep in de hersenen wordt aangemaakt en dat er onder meer voor zorgt dat we ons goed voelen. Het bepaalt daarom ook mee hoe we denken en reageren (minder agressief en impulsief, bedachtzamer en met veel meer inlevingsvermogen). Zonlicht reguleert niet alleen onze biologische klok, maar ook hoeveel serotonine wordt aangemaakt in de hersenen. Buiten tuinieren levert dus niet alleen veel vitamine D op, maar ook dus op het gelukshormoon.
Ook in de grond aanwezige bacteriën (de mycobacterium vaccae om meer specifiek te zijn) kunnen serotonine verhogen. Die bacteriën ademen we letterlijk in wanneer we wieden, schoffelen, planten of graven. Vergelijkbaar met de kleur groen, zijn de hersenen ook zeer ontvankelijk voor de geur van vochtige aarde die veel mensen zo lekker vinden en dus rustgevend kunnen zijn. Die geur wordt veroorzaakt door weer andere bacteriën, de antinomyces, die net als de vaccae ook het immuunsysteem beschermen en versterken door onder meer de microglia in de hersenen te activeren. Die microglia gaan in de hersenen op zoek naar beschadigde en dode hersencellen, kuisen die op en werken daarom ook ontstekingsremmend. Ontluisterend te lezen dus hoe heilzaam natuur kan zijn.
Net omdat er de laatste jaren zoveel wetenschappelijk bewijs wordt aangevoerd over het effect van tuinieren en de natuur in het algemeen op het welbevinden, neemt ook het belang van tuintherapie toe voor mensen met angststoornissen en depressies, maar ook voor slachtoffers van burn-out. Terecht, denk ik. Dat soort beproefde en aantoonbaar werkende therapieën moet gewoon meer gepromoot worden. We grijpen, zeker in Vlaanderen, nog te vaak naar pillen, waarvan het in veel gevallen zelfs niet duidelijk is wat ze doen met onze hersenen en of ze wel echt helpen. Tuintherapeut, dat lijkt mij een vak met toekomst. Ik zoek intussen weer mijn hangmat op met een volgende boek en met een blik op mijn moestuin waar het bruist van groen, gelukbrengend leven 🙂
* Ik haal de mosterd bij Leo Bormans, Geluk. The world book of happiness 2.0 (2019), hét standaardwerk over geluk.