Maakt moestuinieren gelukkig?

Print Friendly, PDF & Email

‘Gardens heal. When you are sad, a garden comforts. When you are humiliated or defeated, a garden consoles. When you are lonely, it offers companionship that is true and lasting. When you are weary, your garden will sooth and refresh you….’ Een geweldige uitspraak van het Engelse tuinicoon Monty Don in zijn laatste boek ‘Down to earth’.

Wie Monty (nog) niet kent, moet zeker een keer naar het tuinprogramma Gardners World kijken, elke vrijdagavond op het tweede kanaal van de BBC. Hij presenteert het programma vanuit zijn eigen, buitengewone tuin Longmeadow in het oosten van Engeland. Een vaak eigenzinnige, maar zeer aanstekelijke tuinier. Ik word alleen al van naar het programma te kijken gelukkig.

Elke tuinier kent wel geluksmomenten in de tuin. Ik loop graag op blote voeten over het gras, lig graag in de hangmat in de schaduw onder een boom, staar ook graag doelloos naar de krioelende beestenboel tussen de groenten (zeg nooit zomaar mier tegen een mier…) of naar de zaailingen in potten in de serre. De smaak van een versgeplukte, door de felle middagzon opgewarmde, lauwe tomaat in de kas is voor mij onevenaarbaar, zeker niet door die flauwe tomaten uit de supermarkt. De geur van verse groene kruiden, rijpe aardbeien of een tak met vlierbloesem,…

En zo kan ik nog heel lang doorgaan met fijne momenten in de tuin op te sommen. Torenhoge clichés zijn het ook. Maar ze resulteren allemaal in klein of minder klein geluk, die mijn dag goedmaken en simpelweg veel energie geven. Zo genoot ik de afgelopen weken thuis in alle vroegte van een kop koffie in de serre vooraleer de laptop open te klappen en aan het werk te gaan. Vooraleer ik het goed en wel besefte was het weer middag en had ik niet het gevoel al veel energie uit de tank te hebben verbruikt.

Wat is geluk eigenlijk? * Dat is een vraag die zit in de categorie waar bijvoorbeeld ook ‘Hoe groot is het heelal’?, ‘Wat was er voor de oerknal’,… in thuis horen. Vragen dus waar heel wat onderzoek naar wordt gedaan, maar waar eigenlijk nog maar een begin van een antwoord op te formuleren valt. Toch is dat algemene en vage antwoord op de vraag naar geluk genoeg om de link met moestuinieren te leggen.

Algemeen wordt aangenomen dat ongeveer 50% van ons geluk in de genen zit, onze gezondheid dus. Hoe gezond, of ongezond, we zijn is onze belangrijkste bron van geluk. Spreekt voor zich, denk ik dan. Onze leefomstandigheden zijn maar voor 10% bepalend. En 40% wordt bepaalt door onze mindset. Dat wil zeggen dat geluk voor bijna de helft maakbaar en afdwingbaar is. Toch iets om bij stil te staan…

We voelen ons over het algemeen gelukkig wanneer we kunnen rekenen op de volgende drie ervaringen, die zich in meer of minderen mate samen moeten voordoen: wat doen aangename dingen die goed aanvoelen, en die dingen moeten zinvol zijn en betekenis hebben, voor onszelf, maar zeker ook voor anderen. Aangenaam, betekenis- en zinvol… Moestuinieren past voor mij helemaal in dit plaatje.

Een tuin maakt niet per definitie gelukkig en er zijn ongetwijfeld heel veel mensen die alleen maar ongelukkig zouden worden van tuinieren. Ook bij mij is dat een tijd dubbel geweest. En naast een tuin zijn er vanzelfsprekend ontelbaar andere bronnen van geluk. Alles heeft te maken met hoe je, letterlijk maar vooral figuurlijk, in je tuin staat.

Ik moestuinierde lang zoals ik werkte: te onbesuisd, met de lat altijd maar weer te hoog een nooit tevreden van mezelf. Vooral die lat heeft mij veel ellende opgeleverd (2018 ga ik nog heel lang herinneren als mijn verschrikkelijke burn-out jaar), maar mijn tuin heeft mij ook geholpen om er weer bovenop te komen en vooral om anders tegen het leven aan te kijken. Sindsdien werk en moestuinier ik anders en zeker gezonder. Ik laat het allemaal wat vaker los en laat de boel wat meer de boel. Ik heb ook het gevoel dat mijn tuin tijdens de afgelopen corona maanden alleen maar belangrijker is geworden voor mijn mentaal welzijn.

Dat moestuinieren gelukkig kan maken (of helpt bij het verzachten van de pijn bij ongeluk), lijkt mij dus een vaststaand feit. Aangenaam, zinvol en met veel betekenis,…

Ik ben ook op zoek gegaan naar het biologische mechanisme achter dat tuingeluk. Ik wil niet alleen voelen, maar ook begrijpen welke radartjes er in mijn brein op dat moment allemaal draaien. Wat maakt nu dat ik in een tuin rust en troost kan vinden? Wat zorgt ervoor dat een tuin leert relativeren, je zelfbewuster maakt en vooral veel energie geeft?

Ik heb veel antwoorden gevonden in twee net verschenen, hele mooie boeken. Het eerste is Your well-being garden. How to make your garden good for you (2019) van een groep van tuinarchitecten, biologen en psychologen van de Engelse Royal Horticultural Society. Maar vooral ook Tuinieren voor de geest. Hoe we gelukkiger worden van zaaien, wieden en snoeien van de vooraanstaande Britse arts Sue Stuart-Smith. De originele Engelse titel geeft overigens veel beter weer waar het boek om gaat: The well gardened mind. Rediscovering nature in the modern world (2020).

Wetenschappers baseren zich vaak op de algemeen aangenomen, maar niet zo makkelijk te bewijzen stelling dat onze affiniteit met de natuur aangeboren is en wij er daarom rust vinden. Wij zijn immers de natuur! Er is berekend dat de mens tijdens heel haar bestaan 350.000 generaties dicht bij de natuur heeft geleefd. En dat het pas de laatste pakweg tien generaties zijn die vaak dicht opeengepakt en ver van de natuur in stedelijke omgevingen zijn gaan leven. Ons brein is daar (nog) niet op aangepast. De natuur daarentegen voelt onbewust vertrouwd, maar ook veilig aan. En dat leidt tot rust die kan zorgen voor herstel van het overwerkte en overprikkelde brein, een noodzaak om te (over)leven.

Wij dragen in onze hersenen ook vele miljoenen jaren evolutie van leven mee. Er zitten in ons brein nog altijd, niet zo kleine delen die al meegaan vanaf het ogenblik dat complex leven is ontstaan en er van de mens nog lang geen sprake was. Zo is het fotoreceptorgen dat evolutionair gezien het eerst is ontstaan en dat mogelijk maakt dat licht wordt omgezet in zenuwprikkels (en we onder andere kunnen zien) het gevoeligst voor de golflengte van licht dat door groene planten wordt weerkaatst. Met enige zin voor overdrijving kun je stellen dat de standaardkleur van de hersenen groen is. Onze ogen hoeven geen inspanning te leveren om groen te zien. Het is zó herkenbaar dat het rust brengt.

Er is ook voldoende aangetoond dat bewegen in de natuur een positief effect heeft op het serotoninegehalte. Serotinine is een hormoon dat diep in de hersenen wordt aangemaakt en dat er onder meer voor zorgt dat we ons goed voelen. Het bepaalt daarom ook mee hoe we denken en reageren (minder agressief en impulsief, bedachtzamer en met veel meer inlevingsvermogen). Zonlicht reguleert niet alleen onze biologische klok, maar ook hoeveel serotonine wordt aangemaakt in de hersenen. Buiten tuinieren levert dus niet alleen veel vitamine D op, maar ook dus op het gelukshormoon.

Ook in de grond aanwezige bacteriën (de mycobacterium vaccae om meer specifiek te zijn) kunnen serotonine verhogen. Die bacteriën ademen we letterlijk in wanneer we wieden, schoffelen, planten of graven. Vergelijkbaar met de kleur groen, zijn de hersenen ook zeer ontvankelijk voor de geur van vochtige aarde die veel mensen zo lekker vinden en dus rustgevend kunnen zijn. Die geur wordt veroorzaakt door weer andere bacteriën, de antinomyces, die net als de vaccae ook het immuunsysteem beschermen en versterken door onder meer de microglia in de hersenen te activeren. Die microglia gaan in de hersenen op zoek naar beschadigde en dode hersencellen, kuisen die op en werken daarom ook ontstekingsremmend. Ontluisterend te lezen dus hoe heilzaam natuur kan zijn.

Net omdat er de laatste jaren zoveel wetenschappelijk bewijs wordt aangevoerd over het effect van tuinieren en de natuur in het algemeen op het welbevinden, neemt ook het belang van tuintherapie toe voor mensen met angststoornissen en depressies, maar ook voor slachtoffers van burn-out. Terecht, denk ik. Dat soort beproefde en aantoonbaar werkende therapieën moet gewoon meer gepromoot worden. We grijpen, zeker in Vlaanderen, nog te vaak naar pillen, waarvan het in veel gevallen zelfs niet duidelijk is wat ze doen met onze hersenen en of ze wel echt helpen. Tuintherapeut, dat lijkt mij een vak met toekomst. Ik zoek intussen weer mijn hangmat op met een volgende boek en met een blik op mijn moestuin waar het bruist van groen, gelukbrengend leven 🙂


* Ik haal de mosterd bij Leo Bormans, Geluk. The world book of happiness 2.0 (2019), hét standaardwerk over geluk.

Deel op social media

Natuur baas

Print Friendly, PDF & Email

Het is volop lente. De zon schijnt en het is warm. Mijn moestuin is op een paar weken tijd veranderd van een bruine kale vlakte, naar een groen veld vol leven. Ik vind mei met grote voorsprong de meest aangename maand in de moestuin. In de zomer is het er vaak te warm en heb ik meer dan mij lief is last van oogststress. Er staat dan vaak zoveel in de tuin dat we niet kunnen kiezen wat eerst te koken en te eten. In de herfst ruim ik op in het volle besef dat er weer een moestuinseizoen – veel te snel – achter de rug is en er weer een jaar te snel is gepasseerd.

Mei is ook de maand waarop ik mijn plannen hier en daar voor het eerst moet bijstellen. Mijn moestuinplan voor dit jaar is de afgelopen weken stevig gewijzigd. Dat is niet zo verwonderlijk. Ik verander nogal vaak van gedachte, zeker wanneer het om de tuin gaat. En mijn plan dient elk jaar toch vooral om mijn boodschappenlijstje te maken met zaden die ik moet inkopen.

Maar dit jaar is er meer aan de hand (echt?). Ik kan gewoon veel meer tijd vrijmaken voor de tuin. Ik bespaar bijvoorbeeld elke werkdag al anderhalf uur verkeersellende. Thuiswerken gebeurt bij mij minstens zo efficiënt als op kantoor, maar dan zonder de kantoordrukte waardoor ik veel minder met energie mors en er dus ook veel over heb aan het einde van de werkdag. Tijd genoeg dus om plannen aan te passen en weer van gedacht te veranderen.

Het bord in onze keuken met groenten die we kunnen oogsten begint overigens ook opgevuld te geraken. En dat mag, want er is ook meer tijd om lekker te koken. Ik mag dus niet klagen over de start van het moestuinseizoen. So far, so good…

In mei dringt het echter ook door dat zelfs met een gewijzigd moestuinplan het toch de natuur is die bepaalt hoe de oogst er zal uitzien. Het is het moment dat ik zie dat niet alles loopt zoals ik het had gehoopt. De eerste tegenvallers duiken op.

De tijd dat ik mij daar druk in maakte, is overigens voorbij. Ik hoef geen vol moestuinseizoen meer de illusie te koesteren dat ik de controle houd. Net dat evenwicht vinden tussen jouw tuin sturen in de richting die je in jouw moestuinplan hebt uitgezet en loslaten op die momenten waarop de natuur de overhand neemt en toch baas is, leidt naar moestuingeluk. In die zin is moestuinieren eigenlijk een geweldige levensles!

Mijn lijstje met tegenvallers (of verrassingen en onvoorspelde gebeurtenissen) begint aan te dikken. Het is het moment dat even te delen.

Slecht zaad?

Ik heb veel gezaaid dit jaar, maar niet alles is uitgekomen. Van mijn tuinbonen is er één zaadje van de bijna dertig die ik er heb gezaaid ontkiemd. Jammer, want wij zijn er gek op, in een risotto bijvoorbeeld met ook vers geplukte erwten en peulen, of koud in een pastasalade. Het is mij een raadsel waarom de zaden niet ontkiemd zijn. Vervaldatum op het pak valt pas in 2022. En tuinbonen zijn de afgelopen jaren altijd gelukt hier. Toch slecht zaad?

Volgende in de rij zijn de doperwten. Ik heb ze voorgezaaid in maart en half april uitgeplant. Na aan paar weken begonnen de blaadjes onderaan geel te worden en te verdrogen. De plantjes leken ook te stoppen met groeien en maakten snel bloemen aan. Dat geeft heel duidelijk aan dat er iets aan de hand is, maar ook hier zit ik met een raadsel. Grond is normaal gezien goed bemest voor peulvruchten, ik heb voldoende water gegeven en de peulen die naast de erwten staan, doen het goed.

Beestenboel

Een moestuin waar niet van gegeten wordt, is een moestuin die geen deel uitmaakt van een breder ecosysteem, wordt wel een keer gezegd. En dat klopt natuurlijk. Alles verloopt hier biologisch en ik doe heel veel moeite om mijn grond elk jaar weer wat te optimaliseren. Dat is niet alleen goed voor mijn groenten, maar trekt ook een heel leger van kleine en hele kleine dieren aan die willen meegenieten van mijn gezond groen. Die beestenboel managen is een hele uitdaging. En elk jaar leer ik weer bij door fouten die ik maak of gewoon door nog beter te kijken naar wat er allemaal achter en vooral onder de schermen van mijn tuin gebeurt.

De eerste jaren dat ik moestuinierde, wilden kolen en wortels echt niet lukken. De kolen werden na een tijdje geel en dan bruin en verwelkten helemaal. Van de wortel in de grond bleef bijna niets over.  Koolvlieg  dus. Die legt eitjes op de bladeren. De maden die uit de eitjes komen duikelen naar beneden, graven zich in en beginnen van de wortels te eten. De kool heeft dan geen schijn van kans meer. Alle kolen staan bij mij nu onder gaas. Geen koolvlieg meer die eraan kan. Maar ook de wittevlieg of motluis, die bij mij vooral gek is op de palmkool, blijft zo weg. Die vlieg doet niet veel kwaad, maar de palmkool ziet er niet echt smakelijk. Het oog wil ook wat.

Wortels kweken doe ik al een hele tijd niet meer in vollegrond. In potten is dat even makkelijk. Ik begin vroeg voor te zaaien in de serre. In een pot kunnen ongeveer een bussel van 16 wortels en daar komen wij een week mee toe. Elke week zo een pot zaaien, is dus elke week een bussel oogsten. Wij zijn echter niet alleen gek op wortels. Dat is ook de  wortelvlieg . Na de koolvlieg nog een hele vervelende klant in de moestuin. De larven wroeten zich in de zoete wortels en graven daar lange gangen. Als je wortels niet beschermt, ontkom je er bijna niet aan. Naar het schijnt kan een wortelvlieg niet veel hoger dan een meter vliegen. Maar ook als ik mijn potten wat hoger zet, vallen ze ten prooi aan de vlieg. Wortels blijven bij mij daarom in de serre tot het te warm wordt en gaan daarna mee onder het gaas van de kolen.

Dit jaar heb ik opvallend meer last van een heel aantal andere insecten. Geen idee hoe het komt. Misschien de warme en droge zomer van de afgelopen jaren? Ik ben er nog niet helemaal uit hoe ik die ga aanpakken.

 Mieren Ze zijn er met honderden duizenden, lijkt het wel. Het is het eerste jaar dat mij opvalt dat ze ook schade kunnen veroorzaken. Onder mijn warmoes bijvoorbeeld, lijkt het een mierendrukte van jewelste. En dat zie je aan de bladeren van de jonge planten, die beginnen te krullen. Daar al dat gewoel van de mieren verliezen de wortels van de plant grip op de aarde en krijgen dus minder voedsel en water opgeslorpt.

 Bladluizen Waar mieren zijn, zijn ook vaak bladluizen, en zeker wanneer het warm en vochtig weer is. Ik heb er zwarte en groene en bestrijd ze door ze gewoon van de planten te spuiten met water of met een biologisch besrijdingsmiddel op basis van koolzaadolie. Dat vormt een gladde film rond de luizen, die dat niet overleven. Geen leuke dood, wellicht, maar wij moeten ook eten.

 Slakken Weer goed vertegenwoordigd dit jaar, met en zonder huis. Ik heb de afgelopen jaren al van alles en nog wat geprobeerd, van eierschalen tot vallen met bier. Niets leek echt te helpen. Biologische slakkenkorrels dan maar. Slakken sterven dan een zeer langzame hongerdood. Je mag daar niet te lang bij blijven stilstaan.

 Uienvlieg Ook dit jaar voor het eerst last van. Ik vrees zelfs dat al mijn uien eraan ten prooi zijn gevallen. De larven banen zich een weg naar de ui zelf en beginnen vandaar alles weg te vreten. De groene stengels knakken en worden stilaan bruin. Plant blijft leven, maar uien oogsten mag ik vergeten. Net als mijn kolen en wortels gaan mijn uien volgend jaar onder gaas. Ook de prei die ik binnen paar weken ga uitplanten, gaat onder gaas. Uienvliegen lusten immers ook graag prei, en worden (wat had u gedacht) daarom ook preivlieg genoemd.

 Engerlingen  Larvan van de meikever, die een paar jaar onder de grond leven omdan te ontpoppen tot een mooie meikever. Ik heb één moestuinbak waar ze zich blijkbaar verzameld hebben en samen massaal mijn sla aanvallen. Wortels van de sla worden kapot gebeten, de sla bovengronds overleeft dat niet. Ik heb er intussen een tiental verschalkt, denk ik. Meer dan de schade opmeten kun je eigenlijk niet doen. De (vaak belaagde) meikeverpopulatie zal je dankbaar zijn.

Deel op social media

Rondje moestuin april 2020

Print Friendly, PDF & Email

Elke maand probeer ik minstens één keer een update te schrijven over het wel en wee in mijn moestuin. Wat heb ik allemaal opgepakt, wat doet het goed (en minder goed), … kortom wat bezorgt mij allemaal klein moestuingeluk? Na februari, maart en april volgt hier het rondje van mei.

April is de drukste maand in mijn moestuin. De kale vlakte krijgt weer vorm. De lege moestuinbakken worden stilaan opgevuld, de serre puilt uit van de vele bakken en potten met zaailingen. Daar kruipt heel wat tijd in.

Deze maand zit ik dagelijks toch makkelijk een uur of twee in de tuin. Ik doe ook meer dan ik had gepland begin dit jaar. En dat heeft natuurlijk met het virus te maken. De eerste weken van het verplichte thuiswerk waren heel afmattend. Niet alleen ging het er heel hectisch aan toe in het bedrijf waar ik werk, maar het was toch ook zoeken naar een aangename modus vivendi voor ons vier hier thuis. Dat kostte allemaal héél veel energie. Dat is een tweetal weken geleden echt gekeerd. Wellicht heeft het iets te maken met hetgeen ik onlangs in een krant las. Ik kom er later wel een keer op terug. In elk geval, ik spendeer met veel energie heel wat tijd in de tuin en daar klaag ik natuurlijk niet om.

April is ook de meest wisselvallige van alle moestuinmaanden. In het spreekwoord zijn niet toevallig de weerkundige grillen aan april toegekend. In de week van 6 april waren er dagen met meer dan 20 graden en dat was weer een record (sinds min of meer correcte metingen zijn gestart in België in 1872). In de week van 13 april was het dan weer merkelijk frisser en vroor het licht aan de grond. Het heeft ook al een week of vijf niet meer geregend, al zijn de grondwaterstanden door de overvloedige regen in januari en februari op veel plaatsen min of meer normaal en zeker beter dan een jaar geleden op hetzelfde moment.

Die uitersten van warm en koud zijn best een uitdaging voor de moestuin deze maand en vlakken gelukkig af vanaf volgende maand. In de serre staan heel wat groenten die niet tegen koude en zeker niet tegen vorst kunnen. De cucurbita (pompoenen, courgettes, komkommers,…) en de nachtschades (tomaten, pepers, paprika’s en aubergines) zijn de echt koukleumen. Die laatsten krijgen het moeilijk onder de 10 graden en stoppen zelfs met groeien onder de 5 graden. Groentes die niet uit warmere klimaten komen (kolen, wortelen, rapen, bieten,…) kunnen tegen wat koude, al neem ik liever geen risico met zaailingen en andere jonge planten.

Van zodra er minder dan 5 graden ’s nachts wordt voorspeld, dek ik alles in de serre af met vliesdoek en staat een kacheltje paraat dat opspringt van zodra de temperatuur onder het vriespunt duikt. Overdag mogen (moeten) dan weer veel planten uit de serre naar buiten om af te harden, maar ook omdat ze dan weer niet bestand zijn tegen de warmte onder het glas op dagen met veel zon. Het is de afgelopen weken ’s morgens en ’s avonds vaak een hele verhuis geweest in en om de serre.

Ook de droogte van de afgelopen dagen is best een uitdaging. Ik mulchte in de herfst rijkelijk met compost (zie een vorige post). Mijn zandleem grond droogt daardoor minder snel uit. Toch mag je zeker bij het zaaien en planten in vollegrond niet te voorzichtig zijn met water geven. Ik leg nu even alle goede raad naast mij neer dat te veel water zorgt voor luie en dus zwakkere planten omdat wortels niet diep naar water moeten gaan zoeken en dus ook minder ontwikkelen. Dat zal dan wel, maar mijn jong groen in de tuin komt op dit moment geen water tekort. Er is nog tijd genoeg om sterke wortels aan te maken. Ik schat dat ik van mijn totale watervoorraad van 11.000 liter (waterpunt van 10.0000 en een viertal tonnen aan het tuinhuis en de serre van telkens 250 liter) toch al zeker 1.000 liter heb gebruikt de afgelopen weken.

Van zaaien…

Ik zou dit jaar wat minder zaaien en wat meer plantjes kopen in het tuincentrum. Maar corona heeft daar anders over beslist. Hier in België mochten tuincentra die dierenvoeding verkopen openblijven, zolang ze maar dierenvoeding verkochten. Daarna mochten ze ook weer planten verkopen en sinds kort mogen we er weer alles aankopen. Ik heb op die gefaseerde versoepeling niet gewacht, het zeker voor het onzekere genomen en dus toch alles gezaaid wat dit jaar in mijn moestuin wil. Ik weet dat je ook online al heel wat plantjes kan kopen, maar mijn ervaring daarmee is zeer wisselend. Ik heb toch de indruk dat ze de reis van distributiecentra naar de brievenbus niet altijd even goed doorstaan, maar ik ken er te weinig van om hier echt goed over te kunnen oordelen.

Stilaan ben ik aan het einde van mijn zaaiseizoen gekomen. De bonen (sperziebonen, droogbonen en soya voor de edamame) en het witloof volgen nog in mei. Ik zaai ook nog wat bladgroenten (sla, warmoes,…) als tweede teelt, maar daar stopt het. Wie graag een overzicht bekijkt van al wat ik gezaaid heb en in de moestuin heb staan, kan terecht op een andere pagina op deze blog.

 Zaaien in trays.  Ik zaai heel veel groentes voor in trays en daardoor steeds minder rechtstreeks in vollegrond. Je hebt zo controle over het aantal plantjes dat je zaait, er gaat geen zaad verloren, en je bepaalt zelf wanneer ze na het afharden in de vollegrond kunnen. Zo kun je inspelen op de weersverwachting.

Ik ben ook nog maar weinig groentes tegengekomen die je niet kan voorzaaien in trays. En bij de groentes waarbij het wordt afgeraden (bieten en rapen bijvoorbeeld), lukt het meestal perfect bij mij. Ik merk wel dat de plantjes eenmaal in de vollegrond even wat tijd nodig hebben om zich aan te passen, waarbij kiemblaadjes vaak snel geel worden en verdrogen. Maar dat lijkt geen negatief effect te hebben op de verdere ontwikkeling van de plantjes.

… en planten

De afgelopen weken zijn er heel wat zaailingen van de serre naar de bakken gegaan. En dat is een van de leuktste momenten van het moestuinjaar, vind ik. De tuin krijgt een minder kale aanblik. Hét moment waarop de donkere, natte windermaanden finaal worden weggespoeld.

Steevast zijn de erwten, peulen, tuinbonen, bieten (rood, geel en wit), meirapen en wat kropsla de eersten van het peloton die naar buiten moeten. Ook de eerste lichting bloemkool, broccoli en Chinese kool staat nu buiten. De palmkool en de spruiten volgen snel.

 Bescherm je tuin tegen vogels en katten.  Ik ben geen grote fan van katten. Ik heb er ook geen echte verklaring voor, maar een en ander heeft wellicht te maken met het feit dat de katten uit de buurt mijn moestuinbakken niet alleen regelmatig komen omwoelen, maar ze ook nog een keer als kattenbak gebruiken. Ik schep elk jaar toch veel uitwerpselen weg. Als mest kan je dat helaas niet gebruiken (je wil echt niet weten welke rommel er in kattenvoer wordt gedraaid…). In de mate van het mogelijke probeer ik pas uitgeplante zaailingen in de bakken wat te beschermen tegen gewoel en gevoeg. Dat helpt meteen ook tegen vogels die het schijnbaar leuk vinden om plantjes weer uit de bakken te pikken. Zo zijn duiven verzot op jonge scheuten van erwten.

Ook een vervelende klant in mijn moestuin zijn de insecten die mijn groentes graag lusten. Ik tuinier volledig biologisch (zijn er nog tuiniers die anders doen?) en dan ontkom je er niet aan. Er wordt wel een keer gezegd dat wanneer er niet aan je planten wordt gegeten, je tuin geen deel uitmaakt van het natuurlijke ecosysteem, en dat wil je net niet. Insecten op afstand houden doe ik met insectengaas. Dat ziet er niet uit, maar het is bijzonder effectief tegen witte vliegen, mineervliegen, koolvliegen en vlinderrupsen. Ook een enkele muis die meent van mijn groeten te moeten komen proeven wordt hiermee weggejaagd. Het gaas hoef je niet steeds te verwijderen om water te geven. Ik haal ze er enkel af om wat onkruid te wieden en om te oogsten.

Asperges!

Ik ben zot van (witte) asperges en heb net mijn eerste asperges van het seizoen geoogst. En ik was zo blij als een klein kind. Het is al een lijdensweg geweest met mijn aspergebed. Ik heb mijn klauwen of wortelstokken geplant in maart 2015, nadat ik eerst een stevige greppel had gegraven en daar een klein rugletsel aan overgehouden had. In 2016 heeft het in mei en juni heel hard geregend en stond mijn tuin onder water. Ik vermoed dat er toen klauwen verdronken zijn, want meer dan een paar sprietjes kwamen niet boven. In 2017 had de eerste oogst er moeten zijn, maar die kwam er niet door de vloed van 2016. In 2018 kwam er wel heel wat boven, maar nog maar te weinig om echt van te kunnen eten. De planten die ik liet groeien, werden bovendien bijna helemaal kaalgevreten door de aspergekever wat de groei van de wortelen ondergronds dan weer niet ten goede kwam. 2019 was min of meer een normaal aspergejaar, met een late oogst (pas in juni) voor welgeteld twee keer eten. In 2020 moest het maar een keer gebeuren, dacht ik zo. En het gebeurt! Zo blij dus als een klein kind!

Nog twee weken en we zijn weer mei. Dat is de maand dat er al meer kan geoogst worden en dat tomaten, paprika’s, pepers, kokommers, pompoenen en courgettes een plaatsje krijgen in de serre. Het is ook eerste maand van het seizoen dat er weer volop kan gewied en geschoffeld worden. Iets om naar uit te kijken 😉

Van tuin naar bord…

April vormt traditioneel de laatste maand van hetgeen de Engelsen de ‘hungry gap’ noemen. Dat is de periode die begint pakweg januari en waarin er naast wat kolen, overwinterende groenten in de kelder of ingekuild in de grond (wortelen, pastinaak, misschien nog een paar pompoenen,…) niet veel uit de tuin te eten valt. Ik had de afgelopen weken enkel wat sla, radijzen en groene kruiden uit de serre, maar toch ook al de eerste asperges. Nog even geduld dus om volop te kunnen oogsten.

Deel op social media