Wongs wetenschap

Print Friendly, PDF & Email

Ik moestuinier met doorheen de jaren opgebouwde ervaring en vaak op het gevoel. Moestuinhandboeken zijn handig om een basiskennis te vergaren en als naslagwerk. Ik som er een paar op bij mijn inspiratie elders op deze blog. Toch is het vaak improviseren omdat regen, wind, vorst, hitte en droogte jouw doen en laten in de moestuin in grote mate bepalen. Het is uiteindelijk de natuur en haar grillen die beklinken wat er in je moestuin gebeurt (of net niet gebeurt). Moestuinieren is daarom voor mij vooral een ambachtelijke bezigheid. En de onvoorspelbaarheid maakt het ook best aantrekkelijk. Ik geloof wel dat je de natuur op een slimme manier een duw in de rug kan geven of (letterlijk 🙂 ) om de tuin kan leiden.

Er wordt enorm veel onderzoek gedaan naar innovatieve technieken om efficiënter en effectiever groenten te verbouwen op grote, industriële schaal. Zo vind ik alle ontwikkelingen rond vertical farming of het kweken van groenten in grote gesloten loodsen met enkel kunstlicht en door computers geregelde water- en voedseltoevoer best fascinerend.

Maar wat dringt er van al dat onderzoek eigenlijk door tot bij de ambachtelijke moestuinier? Met die vraag duik ik graag de wetenschap in op zoek naar relevante en interessante weetjes over natuurlijke manieren en technieken om niet alleen meer te oogsten, je tuin te beschermen tegen allerlei plagen, maar ook om je groenten er goed te laten uitzien en geweldig te laten smaken. Zeker wanneer die wetenschap op een knappe manier voor een breed publiek (en dus in voor iedereen begrijpelijke taal) onderzoeksresultaten weet te presenteren, neem ik er graag mijn moestuinierspet voor af.

De Engelse moestuinier James Wong is zo een een wetenschapper die ik al een tijdje volg. Naast tuinprogramma’s voor onder meer de BBC, een wekelijkse zeer leesbare collum in de Britse krant The Guardian, maakt hij ook hele knappe boeken. Wong heeft een master in etnobotanie, of de wetenschap die de relatie tussen planten (en dus voedsel) en mensen en culturen doorheen de tijd bestudeert, op zak. En dat trekt mij als historicus met een gezonde interesse in exacte wetenschappen zoals biologie, natuur- en scheikunde best aan.

Wong weet heel veel over bijvoorbeeld geneeskrachtige planten en hoe die doorheen de geschiedenis door verschillende volkeren effectief zijn gebruikt. Ook smaken (wat we lekker vinden en wat niet) evolueren sterk doorheen de tijd en zijn niet voor iedereen hetzelfde. Smaak is overigens voor een groot deel genetisch bepaald.

Hij vatte heel wat van die zaken samen in het boek Grow Your Own Drugs. Easy recipes for natural remedies and beauty fixes (2009). Geen kwakzalverij, wat je van dergelijke boek op het eerste gezicht misschien verwacht, maar wel evidence based en dus gestoeld op gedegen wetenschappelijk onderzoek. Feiten zijn nu eenmaal feiten. Voor alles is er altijd een logische, rationele verklaring. Een voorbeeld.

Iedereen kent wel iemand die worstelt met koriander. Voor de ene een geweldige smaakgever, voor de andere een walgelijk groen blad dat naar zeep smaakt. De simpele verklaring (nu ja,…) zou liggen bij een genetische variant, die afhankelijk van waar je woont – meer in Europa en Afrika dan in Azië en Amerika – bij 10% en meer van de mensen die afkeer voor koriander kan verklaren. Ik behoor gelukkig tot die andere groep en teel koriander in alle vormen en maten.

Wong ging door op dat elan in zijn boek Grow for flavour (2015), waarvoor hij meer dan 2.000 wetenschappelijke papers doorploeterde op zoek naar kleine en minder kleine weetjes waarmee je jouw tuin op een natuurlijke manier een stevige boost kan geven. Ik probeer er hier een drietal samen te vatten en bekijk of ik ze het komende moestuinseizoen weer ga uitproberen. Succes hangt natuurlijk af van een heel aantal factoren die in een wetenschappelijke setting onder controle worden gehouden. Succes is dus niet gegarandeerd, maar net dat maakt het wel spannend.

Aspirine. Oorspronkelijk werd de welbekende pijnstiller en koorstverlager aspirine gemaakt van natuurlijk salicylzuur, een plantenhormoon. Wanneer je bijvoorbeeld tomaten, met salicylzuur behandelt, wordt het immuunsysteem van de plant extra alert en zou dus dus beter beschermen tegen ziekten en plagen. Studies tonen ook aan dat suikergehalte hierdoor fors toeneemt en tomaten dus lekkerder zijn. Ik besproei mijn tomaten twee keer per jaar met aspirine (300mg in een liter water).

Zout. In het midden van de 20ste eeuw werd heel toevallig in Israel ontdekt dat zout in lage dosissen een positief effect heeft op de smaak van tomaten, maar ook op het gehalte van vitamine C en van de anti-oxidanten lycopeen en beta-caroteen (stijging tot 35%). Mijn tomaten krijgen vooraleer ik ze uitplant in de kas eerst een bad van zout water.

Rode mulch. Van tomaten naar aardbeien. Onderzoek heeft meermaals aangetoond dat aarbeien die geplant worden op rode plastic meer en grotere vruchten opleveren. Het zou te maken hebben met weerkaatsing van een bepaald soort rood licht. Aarbeiplanten worden daardoor misleid. Zij krijgen zo immers het signaal dat er om hen heen (te) veel concurrentie is. Klinkt misschien beetje raar en wat zweverig, maar is perfect normaal in de survival of the fittest logica. De aardbeiplanten gaan daardoor meer en beter (of lekkerder) vruchten aanmaken die dus aantrekkelijker moeten zijn voor vogels en andere dieren die dan moeten zorgen voor de verdere verdeling van het zaad en dus het genetisch materiaal.

Deel op social media

Zaden inkopen

Print Friendly, PDF & Email

Samen met het opmaken van mijn moestuinplan, is het bestellen van zaden mijn traditionele manier om de moestuinloze winter door te komen. Ik maak daar graag een lang en uitgesponnen ritueel van.

Elders vertelde ik al dat ik nog graag en veel zaai, maar niet eerder dan maart begin. Er zijn jaren geweest dat ik de eerste dag van het jaar mijn groeilampen, verwarmingselementen, zaaigrond, zaaibakjes,… bovenhaalde en begon met verschillende soorten aubergines, paprika’s en chili’s te zaaien. Dat zijn groenten die heel veel tijd nodig hebben om te kiemen en die eerste weken nauwelijks lijken te groeien. Ze hebben wel heel veel licht en warmte nodig en dat is er op donkere winterdagen meestal niet, tenzij je dat kunstmatig allemaal voorziet en vanzelfsprekend ook binnen plaats genoeg hebt. Ik begon een paar weken later ook met tomaten en met tuinbonen en erwten binnen voor te zaaien. Maar ik heb gemerkt dat mij dat allemaal net iets te veel zaaistress opleverde en ervoor zorgde dat ik onvoldoende winterstop kon nemen. Het geeft mij ook meer tijd om rustig zaden uit te zoeken en te bestellen.

Ik begin met een lijstje te maken van wat ik nog heb liggen. En dat is meestal veel. Gelukkig kun je zaden makkelijk bewaren en blijven ze lang goed. Op een pakje staat een laatste gebruiksdatum (er staat meestal ‘EXP’ en een datum vermeld), maar die geeft vooral aan vanaf wanneer de zaden kiemkracht beginnen te verliezen. Vanaf dan gaat die kiemkracht snel achteruit, wat in de praktijk gewoon wil zeggen dat niet alle zaden uit het pakje meer even snel gaan kiemen, maar nog altijd bruikbaar zijn. Reken erop dat heel veel zaden 3 à 4 jaar goed blijven, met uitschieters naar onder (ui, prei, pastinaak bijvoorbeeld) en naar boven (tomaten, courgettes, komkommers, die 6 jaar en meer mee kunnen gaan). Ik werp dus niet snel iets weg, en dat verklaart natuurlijk mijn grote voorraad.

Ik begrijp hoe langer hoe minder waarom er altijd veel te veel zaden in een pakje zitten. Daar zullen wel grondige (economische) redenen voor zijn, maar ik vind het niet echt handig. Ik ben een keer het aantal zaden van een pakje kropsla beginnen tellen en kwam al snel aan vele honderden. Als je dat slim voorzaait, kom je ook aan vele honderden kroppen sla… Véél te veel dus. Gelukkig kun je steeds vaker zaden ruilen (Velt organiseert soms van die momenten) en hier en daar duiken kleinschalige (web)shops op waar je kleinere aantallen kan bestellen. Zo kocht ik verleden jaar een paar pompoen- en komkommerzaden bij Zaden en Zo.

Als mijn voorraadlijstje is gemaakt, wil ik graag wegdromen in allerhande zaadcatalogi. Vooral de Engelsen doen, volledig in de lijn van hun hele rijke moestuincultuur, hun best om straffe catalogi samen te stellen. Ik heb er nog een heel aantal op papier (dat leest makkelijker in mijn luie zetel, vind ik). De meeste grote zaadhandels bieden terecht enkel nog een digitale versie aan en hebben meestal ook een hele goeie webshop waar je makkelijk in kan zoeken. Neem zeker een kijkje bij Suttons, Kings Seeds, D.T. Brown, Thompson and Morgan, Heritage Seed Library.

In mijn zoektocht naar toffe zaadwinkels met een biologisch aanbod, ben ik in 2016 op Baker Creek Heirloom Seeds (Rare Seeds) in Mansfield (Missouri, USA) gebotst. Zij hebben een gigantisch aanbod van pesticide- en herbicidevrije zelf gewonnen zaden van vooral heirloom vegetables, dat zijn oudere en zaadvaste gewassen, die wij ook wel een keer vergeten groeten noemen. Ik heb daar in december 2016 zaden besteld. Ik ben ze pas begin maart 2017 bij de douane hier kunnen gaan ophalen. Alle zakjes waren opengeknipt (en weer mooi dichtgeplakt) en waren heel uitvoerig gecontroleerd. Ik heb daar de pech gehad op een zeer ijverige douane ambtenaar te botsen die misschien wel net de hele strenge Europese wetgeving over import van zaden uit het hoofd had geleerd. Pas dus op met zaden bestellen buiten de grenzen van de Europese Unie. Dat is niet zonder risico.

Ik koop liefst biologisch zaaigoed, maar probeer daarbij niet heiliger te zijn dan de paus. Ik kweek dus biologisch in het volle besef dat de zaden die ik daarvoor gebruik mogelijk met bestrijdingsmiddelen zijn behandeld. Het zaai- en plantgoed dat ik koop moet wel GMO (genetisch gemanipuleerd organisme) vrij zijn, al is het mij ondanks de strenge EU-regelgeving over de meldingsplicht hieromtrent niet altijd duidelijk hoe ik dat kan controleren. Met F1-hybriden (zaad dat voorkomt uit slim kruisen en inteelt van gewassen om positieve of gewilde eigenschappen vast en controleerbaar te houden, bijvoorbeeld de mate waarin een tomaat eerder zoet of zuur smaakt) groenten verbouwen op kleine schaal heb ik minder problemen, al probeer ik dat beperkt te houden. Echt heel goed voor de biodiversiteit is het natuurlijk niet.

Ik haal er vervolgens mijn moestuinplan bij en kijk wat ik nodig heb en probeer mezelf permanent in te tomen. Ik heb snel (veel) te veel besteld. Ik bestel daarom nog maar in één webshop. Het dwingt mij om strakkere keuzes te maken. Dat waren de afgelopen jaren bij De Bolster (biologisch, maar beperkter aanbod en echt speciale dingen vind je er niet) en bij Vlaams Zaadhuis (heel ruim aanbod, maar door de hele lange levertijden in het voorjaar, niet echt een webshop om last minute te bestellen). Dit jaar wilde ik graag Vreeken’s Zaden proberen. Hun winkel(tje) in het stadscentrum van Dordrecht heeft ‘iets’, waar je instant op verliefd zou kunnen worden. Ik las online wel heel wat berichten over vaak zéér lange levertermijnen, de gebrekkige communicatie en een belabberde klantvriendelijkheid in het algemeen. Ik heb er eigenlijk niets van gemerkt. Aangekondigde levertermijn zou 1 à 3 weken bedragen. Na 2 weken werd mijn bestelling netjes door Post NL thuis afgeleverd.

Mijn zaadvoorraad is bij deze aangevuld. Ik kan er weer voor een jaar of twee tegen. Kleine aanvullingen haal ik hier om de hoek bij Aveve waar ik ook de plantjes koop voor de groenten die ik niet zelf zaai.

Het aanbod bij Vreeken was ook zo ruim dat ik op idee kwam om toch weer wat meer speciale kruiden in potten te gaan kweken (zie mijn moestuinplan). Ik kijk heel erg uit naar:

> Shiso. Komt oospronkelijk uit Oost-Azië. Is familie van munt en de bladeren hebben veel gelijkenis met onze bekende netel. Smaakt naar citrus, maar heeft ook toetsen van venkel, anijs en munt. Wordt in Japan gebruikt om de sashimi wat pit te geven.

> Papalo. Een Latijns-Amerikaans kruid, maar het komt ook in Azië voor. Smaakt heel erg naar koriander. Mexicanen gebruiken het rijkelijk in salsa’s en taco’s. Ik heb het niet gecontroleerd, maar het zou een zeer prijzig kruid zijn als je het in de winkel moet kopen. Hier ga ik veel vrienden en familie dus zeker een plezier mee doen.

> Pepiche. Ook een Latijns-Amerikaans kruid met weer een sterke koriandersmaak, aangevuld met citrus en rucola.

> Sesam, komijn, anijs en karwij die een mooie aanvulling gaan zijn bij mijn moestuinbak met vaste kruiden (tijm, dragon, laurier, rozemarijn, salie, peterselie, bieslook, lavas en zuring).

> Sofiekruid. Een impulsaankoop, voor mijn geweldige Sophie. Behoort tot de kruisbloemenfamilie en is dus verwant met de kolen en de rucola. Zou een heel pittig karakter hebben. Past bij Sophie 😉

Deel op social media

Zwart goud. Over mulchen met compost

Print Friendly, PDF & Email

Ik ben een grote fan van compost. En ik ben overtuigd dat het een van dé stille krachten is in mijn moestuin. Ook deze winter ga ik weer kwistig aan de slag met compost om mijn tuin voor te bereiden op het komende seizoen.

Compost is de zwarte, kruimelige grondstof die bestaat uit plantaardige resten en is het resultaat van het composteringsproces waarbij bijvoorbeeld groenten- en fruitafval (GFT), bladeren, gras, twijgen en takjes,… worden afgebroken. Het bevat een hoog gehalte aan organisch materiaal waaruit humus wordt gevormd. Compost is een geweldige bodemverbeteraar, die water en voedingsstoffen voor je groenten vasthoudt. Het geeft meer structuur aan de grond waarin je moestuiniert en maakt die luchtiger. Compost riekt bovendien geweldig goed (bosgrond in de herfst).

Samen met water, licht en warmte, zorgt de bodem waarop je moestuiniert in grote mate voor een goede oogst. Het gaat om de paar tientallen centimer aarde onder jouw groenten en bijhorend bodemleven die erg bepalend zijn voor wat er in je tuin al dan niet groeit en bloeit. De bodem is een levend orgaan en moet je dus ook zo behandelen. Het is maar moeilijk voor te stellen, maar in een theelepel gezonde grond zitten vele honderden miljoenen (soms zelfs miljarden) bacterieën, en vele tientallen meters schimmeldraden. Het zijn die micro-organismen die de basis vormen van een in het beste geval heel divers en evenwichtig bodemleven. Zij zorgen samen er met andere kleine en minder kleine oganismen (regenwormen, mijten, spinnen, kevers,…) voor dat planten- en andere organische resten worden afgebroken waaruit dan voedingstoffen voor jouw planten vrijkomen. Het bodemleven zorgt voor een optimale bodemstructuur, beheert heel wat natuurlijke evenwichten en houdt zo ook ziektes op een afstand. Zonder een gezond bodemleven, geen moestuin *.

Grond kies je meestal niet, je neemt die erbij wanneer je een huis koopt of huurt en een moestuin aanlegt of wanneer je in een volkstuin aan de slag gaat. Maar je kan die grond wel slim bewerken en er het beste van maken. Ja mag er ook van uitgaan dat elke grond waarop je net begint te moestuinieren (en die geen moestuinhistoriek heeft) eerder arm of niet in evenwicht is en best een duw in de rug kan gebruiken.

Elders vertelde ik al over de analyse van mijn grond die ik liet uitvoeren in 2014, bij de start van mijn moestuin. Ik heb daaruit veel geleerd, vooral dat mijn zand-leemgrond vrij gezond was. Dat verbaasde mij een beetje. Mijn moestuin heeft immers een verleden als gazon of grasperk achter de rug. Van gazons weten we hoe langer hoe meer dat het ecologische rampen zijn en weinig biodovers, zeker wanneer er met alle mogelijke middelen mos en onkruiden uit geweerd worden en er alles aan wordt gedaan om het zelfs in een droge zomer fel groen te houden. Ik heb die obsessie voor een groen, vlak, gemillimeterd en vooral onkruidvrij gazon gelukkig niet. Het moet een hele zware last om dragen zijn 🙂

Ik botste toch ook op heel wat beperkingen van mijn zanderige bodem. Zeker in de droge en warme zomers (o ja, we hebben er net twee achter de rug), ben ik blij dat ik heel veel water ter beschikking heb in mijn grote waterput. Maar het blijkt toch een hele karwij om dagelijks of zelfs meermaals per dag de moestuin te gieten. Daar komt nog bij dat ik in die grond in warmere periodes niet echt goed kan zaaien. Mijn witloofoogst is daarom al een paar keer mislukt. Ik ben in de krukdroge meimaanden die we de laatste jaren meemaken een paar keer vergeten om het bed waar ik had gezaaid goed te gieten.

Moestuinieren is dus ook altijd een beetje worstelen met grond. Maar dat hoeft geen eindeloos gevecht te zijn. Zo ben ik terecht gekomen bij compost en een aantal bijhorende technieken uit bijvoorbeeld de perma– en polycultuur moestuinaanpak, om niet alleen mijn grond beter te beschermen tegen warmte en droogte, maar vooral ook om het bodemleven te stimuleren. Ik het zo ook mulchen ontdek, waarbij ik compost gebruik om de grond in mijn moestuinbakken te bedekken en zo te beschermen en te voeden.

Ik ben rijkelijk beginnen mulchen met compost nadat ik via een aantal moestuinhandboeken (zie bij Inspiratie) kennis had gemaakt met de No Dig aanpak van de innovatieve Engelse hovenier (en bestelling auteur) Charles Dowding. Die is al heel lang gestopt met zijn moestuin om te spitten. Ik ben hem gevolgd. En terecht. Door de grond letterlijk om te keren met een schop, verstoor je het bodemleven dermate, dat het zich (wellicht) onvoldoende kan herstellen aan het tempo waarop je elk jaar weer groenten wil telen. Het volstaat om de bodem zacht los te maken met een woelvork en het bodemleven te voeden met een laag compost die ook dienst doet als mulch. Zo een mulchlaag zorgt er ook voor dat de bodem sneller opwarmt in de winter, minder water verjaagt in de zomer, het ontkiemen van onkruidzaden afremt, slakken wegjaagt,… De compost inwerken hoeft niet echt. Alle micro-organismen vinden snel hun weg naar beneden.

Elk jaar in de winter bestel ik compost en leg in mijn serre en moestuinbakken een laagje van een vijftal centimeter. Dat bedek ik dan nog een keer met worteldoek, die er extra voor zorgt dat onkruiden geen kans krijgen en die in de lente de grond sneller laat opwarmen en dus klaarmaakt om te zaaien en planten. De enige bakken die ontsnappen zijn die waarin ik look heb geplant en waarin uien en sjalotten komen. Dat zijn de groenten die net een armere bodem vragen. Ook de bakken met de vaste planten, zoals de kruiden, de asperges en aardbeien, laat ik ongemoeid. Aardbeien geef ik in het voorjaar wat organische mest, de vaste kruiden en asperges trekken goed hun plan zonder al die extra’s.

Zijn er dan geen nadelen aan compost? Ongetwijfeld wel, maar de informatie daarover is veel schaarser dan die over de voordelen. Compost moet om te beginnen rijp zijn (het composteringsproces moet afgerond zijn). Compost die gemaakt is van vooral groenten- en fruitafval (GFT) zou iets minder zuur zijn en dus mogelijk nadelig voor bodems, zoals de mijne, die al voldoende kalk bevatten. Maar daar vind ik weinig bevestiging van. GFT-compost is dan weer wél beter voor de moestuin omdat het veel meer voedingsstoffen bevat dan compost dat is gemaakt van snoeihout, grasmaaisel,… Hoe je het ook draait of keert, ik zie het resultaat van mulchen met compost elk seizoen weer in mijn tuin. Ook hier geldt weer de regel dat overdrijven (te weinig of veel te veel compost) nergens toe leidt en het gaat om het zoeken naar de juiste evenwichten. Ik kan alvast mijn zwart goud voor geen geld van de wereld missen.

Ik maak zelf geen compost. Dat is echt een vak apart dat ik (nog) niet beheers en goede compost is hier in de buurt heel makkelijk en heel goedkoop te krijgen. Mijn GFT-compost van Vlaco, haal ik in zakken van 40 liter op het containerpark (Ecowerf) of laat ik brengen in een big bags van een kuub.


* Wist je dat een (intussen verboden) onkruidverdelger met glyfosaat (bekend onder bijvoorbeeld het merk Round Up) niet alleen onkruid, maar ook een heel groot deel van het moeizaam opgebouwde bodemleven kapot maakt?

Deel op social media