Kruiden met een verleden

Print Friendly, PDF & Email

Ik ben beginnen moestuinieren met het kweken van kruiden, twintig jaar geleden op het kleine balkon van ons al even kleine appartement. De kruiden verhuisden later naar de tuin achter ons huis (foto’s onder). Ik heb vaste kruidenplanten zoals lavas, tijm, laurier, rozemarijn, salie, dragon, marjolijn, bieslook, peterselie (krul en platte), zuring, citroenmelisse, munt, hysop, valeriaan. En ik kweek in de zomer heel wat eenjarige kruiden in potten en vaak in de kas: dille, koriander, basilicum (genovese, thaise, kaneel, citroen), komijn, karwij, anijs, kamille.

Ik hoor van veel moestuiniers dat ook zij begonnen zijn met kruiden. Om mee te koken, maar ook uit interesse voor bijvoorbeeld plantengeneeskunde. Dat past in de trend van gezond en natuurlijk leven. Het moet iets zijn dat ons collectief raakt en aantrekt. En dat doet het eigenlijk al heel lang. Als je terugkijkt op de lange menselijke geschiedenis, dan zijn kennis over en gebruik van medicinale planten altijd belangrijk geweest. We zouden er vandaag niet meer zijn zonder.

Van de naar schatting 300 à 400 duizend plantensoorten, zouden er zeker 35.000 geneeskrachtige eigenschappen hebben. Van alle geneesmiddelen die vandaag worden gekocht zou meer dan 40% gebaseerd zijn op planten of op nagebouwde componenten van planten. Dat andere, vanzelfsprekend ook belangrijke, deel is er eigenlijk maar de laatste 100 jaar bijgekomen. Het is iets dat we vaak over het hoofd zien als we nogal laatdunkend doen over plantengeneeskunde (en dat is dus niet hetzelfde als homeopathie, dat wél kwakzalverij van de zuiverste soort is).

Karels kruiden

Wij waren afgelopen zomer op vakantie in Normandië en bezochten onder meer de stad Caen. In het midden van de stad, wat hoger gelegen en met op een hele heldere dag uitkijk op de Normandische stranden, ligt het Château de Caen, waarvan de eerste steen werd gelegd in 1060 door de hertog van Normandië, beter bekend als Willem de Veroveraar, die in 1066 het Kanaal over zeilde, Engeland veroverde en er de fundamenten legde van de eerste grote Engelse koninklijke dynastie. Op de binnenplaats van het kasteel was een grote kruidentuin aangelegd. Die dateerde niet uit de tijd van Willem en was pas onlangs aangelegd, maar trok meteen mijn aandacht (hoewel de hittegolf die toen ook over Frankrijk trok er al redelijk wat schade had aangericht).

In die tuin werden kruiden en andere planten geteeld die op een lijst staan in de Capitulare de Villis, een verordening die keizer Karel de Grote rond 812 liet opmaken om het beheer van zijn uitgebreide landbouwdomeinen over heel zijn rijk wat te stroomlijnen. En dat was nodig. Karel was erin geslaagd om de vele kleine rijken die in Noordwest-Europa waren ontstaan in de nasleep van de val van het Romeinse rijk in de 5de eeuw samen te voegen en vanuit Aken te regereren. Hij wilde nu ook nog dat in dit grote rijk en dan vooral in die delen die rechtstreeks onder zijn gezag vielen de landbouw op dezelfde manier en met de meest moderne inzichten en technieken werd georganiseerd.

Dat laatste was relatief. Hij zorgde er in de eerste plaats voor dat er weer werd aangeknoopt met de verloren gewaande pragmatische Romeinse landbouwaanpak van een paar eeuwen geleden. Dat garandeerde, volgens Karel, de hoogste opbrengsten en die had hij broodnodig om zijn naar middeleeuwse maatstaven gigantische rijk te besturen.

Naast heel wat, vaak op belerende toon geformuleerde, aanwijzigen over landbouwtechnieken (onder meer voor de zeer belangrijke wijnbouw), komt in de Capitulare ook een lijst voor met 73 planten waarvan Karel wilde dat ze standaard in al zijn domeinen werden verbouwd (foto onder). Het gaat om groenten die wij ook vandaag nog graag telen, zoals kool, wortel, selder, raap, biet, erwten, tuinbonen, ui en look. Maar er komen ook heel wat kruiden voor op de lijst: dille, peterselie, salie of rozemarijn. Maar ook koriander wordt genoemd, een kruid dat we niet vaak associëren met middeleeuws Europa, want vandaag toch vooral bekend van de Aziatische en Amerikaanse keukens.

Met de Capitulare zal stilaan een standaardisatie komen van teelten en dus ook van wat we toen op ons bord kregen. Het lijkt mij ook niet uitgesloten dat hierdoor ook een hele industrie van zaadveredeling is ontstaan, waardoor mogelijk wat diversiteit uit de middeleeuwse landbouw en in moestuinen is verdwenen. Niet alleen gewassen werden overigens gestandaardiseerd. Dat gebeurde ook met landbouwtechnieken.

In dezelfde periode als de Capitulare verschenen ook een aantal schoolse boeken over de boerenstiel. Zie de foto hieronder uit een boek uit 818 waarin per maand wordt getoond welke klussen moeten worden gedaan. Zo moet er in april worden gesnoeid, in juni gezaaid en geplant, in augustus geoogst en in de winter gejaagd. Allemaal heel logisch… maar samen met de Capitulare betekende dit voor de Europese landbouw een grote stap voorwaarts.

Kruiden in abdijen

In het grote rijk van Karel de Grote werden ook steeds meer abdijen gesticht. De Kerk en de wereldlijke macht (Karel dus) hadden elkaar nodig om hun macht uit te breiden en te bestendigen. Maar abdijen waren meer dan machtige en rijke instellingen die de politieke en economische beleidslijnen uitzetten. Ze waren ook enorm belangrijk voor kennis en wetenschap. Hoger onderwijs was er niet, universiteiten zullen pas vanaf de late 11de eeuw worden opgericht.

Kennis over het menselijk lichaam, ziekten en geneesmiddelen was in die vroege middeleeuwen zeer beperkt en ging terug op wat de Griekse arts Galenus (2de eeuw) als lijfarts van de Romeinse keizer al bij elkaar had geschreven. Het zal overigens wachten zijn tot de 16de eeuw vooraleer de geneeskunde weer grote stappen voorwaarts zet, al mag de Arabische en Perzische geneeskunde en de invloed ervan op de Europese middeleeuwen niet onderschat worden. In Europa zat de kennis van geneeskunde vooral bij de monniken in de abdijen. Zij zaten natuurlijk aan de bron (de overlevering van Galenus in de zeer zeldzame boeken die er toen waren). En geneeskrachtige planten speelden daarbij een grote rol. Er werd ook voortgebouwd op de selectie van kruiden die in de Capitulare van Karel de Grote stonden. Zo beschreef de benedictijner monnik Strabo in 842 in zijn Hortulus 23 geneeskrachtige kruiden die in geen enkele abdij mochten ontbreken.

In de abdijtuin of herbularis werden dus heel wat kruiden geteeld die in de ziekenzorg werden gebruikt. De kruiden groeiden in verhoogde bakken op vierkant afgebakende perceeltjes. Het plan hieronder is een ontwerp uit 820 voor de kruidentuin van de toen zeer befaamde abdij van Sankt Gallen in het huidige Zwitserland. Het is zowat het enige ons overgeleverde tuinplan uit die vroege middeleeuwen. Naast kruiden en andere geneeskrachtige planten werden in Sankt Gallen ook heel wat bloemen gekweekt, die wellicht als decoratie moesten dienen in kerken en op altaren. Met de kruiden, allen ook terug te vinden op de lijst van Karel De Grote, werden kruidendranken gemaakt. Om die drinkbaar te maken, werd er vaak honing aan toegevoegd of andere smaakvolle kruiden zoals anijs of komijn.

Stedelijke moes- en siertuinen

Niet alleen op boerderijen en in de tuinen van abdijen werden er groenten en kruiden gekweekt. Er kwam in de late middeleeuwen (vanaf pakweg de 12de en 13de eeuw) ook in en rond de steden steeds meer aandacht voor tuinen. Tuinen waren ook vaak het decor van allerhande al dan niet vrijblijvende escapades. Het is niet toevallig dat een groot deel van het ellenlange Roman de la rose, een bekend Frans liefdesgedicht uit de tweede helft van de 13de eeuw, zich in een ommuurde tuin afspeelt. Maar er moest in de middeleeuwse steden natuurlijk ook brood op de plank komen.

In de vroeg middeleeuwse traditie van het uitgeven van land- en tuinbouwhandboeken, verschenen er ook in de late middeleeuwen een paar prachtig geïllustreerde werken die niet alleen een inkijk geven in hoe er moest worden getuinierd, maar ook in hoe die middeleeuwse tuinen eruit zagen. Rond 1260 verscheen De vegetabolitus et plantis van de Duitse, praktisch ingestelde filosoof en theoloog Albertus Magnus. In zijn boek lezen we een aantal zaken die vandaag (en hoe langer hoe meer) weer intrede doen in onze moestuinen, zoals rijkelijk mulchen met gemaaid gras of onkruid bestrijden door er kokend water op te gieten.

Deels gebaseerd op Magnus is het handboek Liber ruralium commodorum van de Pietro de’ Crescenzi, geschreven tussen 1304 en 1309 en voor minstens 100 jaar het standaardwerk voor tuinders. Hij behandelt daarin naast de lusthof met veel bloemen ook de kruidentuin, en daarbij heel wat advies over hoe een tuin te plannen en in te richten, welke planten te gebruiken enzovoort. De illustraties in zijn boek (zie hieronder) zijn bij de best bewaarde middeleeuwse tuinaanzichten die we nog hebben. En ook hier weer: kruiden worden gekweekt in opgehoogde vierkanten bakken, afgescheiden door goed onderhouden paden. Lijkt wel mijn tuin :-).

De stappen voorwaarts in de land- en tuinbouw in de vroege middeleeuwen, mee aangezwengeld door Capitulare de villis, de Hortulus en de plantgeneeskunde van de monniken, het ontstaan van grotere stedelijke gebieden die nood hadden aan voedsel en de, ook toen, belangrijke culturele uitwisselingen van kennis en wetenschap met de islamitische gebieden in Europa (Spanje bijvoorbeeld), het Midden-Oosten en Noord-Afrika, zorgen voor een heropleving van kruiden- en dus ongetwijfeld ook moestuinen.

Bij dat alles mogen we niet vergeten dat het overgrote deel van de bevolking, de gewone boer en landarbeider, vooral groenten en brood at. Vegetarisme avant la lettre, mag je gerust zeggen. Vlees was er wel in de middeleeuwen, maar in heel beperkte mate. Het aanbod van groenten was ook weinig divers en bestond vooral uit allerhande knollen en wortelen, peulen, kolen en uien.

Het blijft wachten tot de 16de eeuw vooraleer onze moestuinen letterlijk wat meer kleur en smaak krijgen met groenten waarvan een middeleeuwse monnik, stedeling of boer het bestaan niet kon vermoeden: tomaat, paprika, peper, mais en aardappel bijvoorbeeld. De komst van die groenten naar Europa en de hele lange weg die ze hebben afgelegd om incontournable te worden in onze moestuin en in onze keuken, behandel ik in een van mijn volgende blogposts.


Meer lezen? Volgende boeken kan ik warm aanbevelen.
– The Story of Gardening (P. Hobhouse), 2019.
– The Gardener’s Companion to Medicinal Plants (M. Simmonds), 2016.
– Charlemagne, Father of a Continent (A. Barbero, trans. Allen Cameron), 2018.
– De historia naturalis, Geschiedenins van de kruidengeneeskunde (M. De Cleene), 2019


Deel op social media

Doe mee met de conversatie

3 reacties

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres dat je opgeeft, verschijnt niet bij je reactie. In het veld onderaan mag je altijd verwijzen naar jouw website of blog.

  1. Wat een mooi verhaal, en mooi dat er nog wat van te vinden is, konden we maar even terug naar die tijd en een kijkje nemen in die kruidentuin! Ik wil ook meer kruiden gaan zaaien, nog niet weten wat ik ermee kan maar heb dille (voor bij de kolen) , karwij (nog nooit gezaaid), basil, koriander, ammi (bloem ook voor het eerst) kan ik die al zaaien en kijken wanneer het uitkomt, en doe je van te voren dun zaaien, of zaai jij voor? Zoveel vragen 🙂 gr ilse

    1. Dag Ilse, wat een fijne reactie, bedankt!

      Mijn vaste kruidenplanten staan in volle grond, maar ik zaai toch voroal kruiden in potten. Ik begin ergens de eerste helft van april met voorzaaien. Paar weken later gaat dan alles in potten in de kas en vanaf half mei gaan de potten buiten. Als het weer slecht is, staan ze weer snel in de kas. Een paar kruiden (zoals basilicum) komen de kas niet uit. Die hebben het graag warm. Ik zaai telkens kleine hoeveelheden, dan heb ik altijd verse kruiden. Ik laat ook alles in bloem komen. De blaadjes zijn dan niet meer zo lekker, maar dan kan je nog vanalles doen met de zaden. Veel zaaiplezier nog!