Kruiden met een verleden

Print Friendly, PDF & Email

Ik ben beginnen moestuinieren met het kweken van kruiden, twintig jaar geleden op het kleine balkon van ons al even kleine appartement. De kruiden verhuisden later naar de tuin achter ons huis (foto’s onder). Ik heb vaste kruidenplanten zoals lavas, tijm, laurier, rozemarijn, salie, dragon, marjolijn, bieslook, peterselie (krul en platte), zuring, citroenmelisse, munt, hysop, valeriaan. En ik kweek in de zomer heel wat eenjarige kruiden in potten en vaak in de kas: dille, koriander, basilicum (genovese, thaise, kaneel, citroen), komijn, karwij, anijs, kamille.

Ik hoor van veel moestuiniers dat ook zij begonnen zijn met kruiden. Om mee te koken, maar ook uit interesse voor bijvoorbeeld plantengeneeskunde. Dat past in de trend van gezond en natuurlijk leven. Het moet iets zijn dat ons collectief raakt en aantrekt. En dat doet het eigenlijk al heel lang. Als je terugkijkt op de lange menselijke geschiedenis, dan zijn kennis over en gebruik van medicinale planten altijd belangrijk geweest. We zouden er vandaag niet meer zijn zonder.

Van de naar schatting 300 à 400 duizend plantensoorten, zouden er zeker 35.000 geneeskrachtige eigenschappen hebben. Van alle geneesmiddelen die vandaag worden gekocht zou meer dan 40% gebaseerd zijn op planten of op nagebouwde componenten van planten. Dat andere, vanzelfsprekend ook belangrijke, deel is er eigenlijk maar de laatste 100 jaar bijgekomen. Het is iets dat we vaak over het hoofd zien als we nogal laatdunkend doen over plantengeneeskunde (en dat is dus niet hetzelfde als homeopathie, dat wél kwakzalverij van de zuiverste soort is).

Karels kruiden

Wij waren afgelopen zomer op vakantie in Normandië en bezochten onder meer de stad Caen. In het midden van de stad, wat hoger gelegen en met op een hele heldere dag uitkijk op de Normandische stranden, ligt het Château de Caen, waarvan de eerste steen werd gelegd in 1060 door de hertog van Normandië, beter bekend als Willem de Veroveraar, die in 1066 het Kanaal over zeilde, Engeland veroverde en er de fundamenten legde van de eerste grote Engelse koninklijke dynastie. Op de binnenplaats van het kasteel was een grote kruidentuin aangelegd. Die dateerde niet uit de tijd van Willem en was pas onlangs aangelegd, maar trok meteen mijn aandacht (hoewel de hittegolf die toen ook over Frankrijk trok er al redelijk wat schade had aangericht).

In die tuin werden kruiden en andere planten geteeld die op een lijst staan in de Capitulare de Villis, een verordening die keizer Karel de Grote rond 812 liet opmaken om het beheer van zijn uitgebreide landbouwdomeinen over heel zijn rijk wat te stroomlijnen. En dat was nodig. Karel was erin geslaagd om de vele kleine rijken die in Noordwest-Europa waren ontstaan in de nasleep van de val van het Romeinse rijk in de 5de eeuw samen te voegen en vanuit Aken te regereren. Hij wilde nu ook nog dat in dit grote rijk en dan vooral in die delen die rechtstreeks onder zijn gezag vielen de landbouw op dezelfde manier en met de meest moderne inzichten en technieken werd georganiseerd.

Dat laatste was relatief. Hij zorgde er in de eerste plaats voor dat er weer werd aangeknoopt met de verloren gewaande pragmatische Romeinse landbouwaanpak van een paar eeuwen geleden. Dat garandeerde, volgens Karel, de hoogste opbrengsten en die had hij broodnodig om zijn naar middeleeuwse maatstaven gigantische rijk te besturen.

Naast heel wat, vaak op belerende toon geformuleerde, aanwijzigen over landbouwtechnieken (onder meer voor de zeer belangrijke wijnbouw), komt in de Capitulare ook een lijst voor met 73 planten waarvan Karel wilde dat ze standaard in al zijn domeinen werden verbouwd (foto onder). Het gaat om groenten die wij ook vandaag nog graag telen, zoals kool, wortel, selder, raap, biet, erwten, tuinbonen, ui en look. Maar er komen ook heel wat kruiden voor op de lijst: dille, peterselie, salie of rozemarijn. Maar ook koriander wordt genoemd, een kruid dat we niet vaak associëren met middeleeuws Europa, want vandaag toch vooral bekend van de Aziatische en Amerikaanse keukens.

Met de Capitulare zal stilaan een standaardisatie komen van teelten en dus ook van wat we toen op ons bord kregen. Het lijkt mij ook niet uitgesloten dat hierdoor ook een hele industrie van zaadveredeling is ontstaan, waardoor mogelijk wat diversiteit uit de middeleeuwse landbouw en in moestuinen is verdwenen. Niet alleen gewassen werden overigens gestandaardiseerd. Dat gebeurde ook met landbouwtechnieken.

In dezelfde periode als de Capitulare verschenen ook een aantal schoolse boeken over de boerenstiel. Zie de foto hieronder uit een boek uit 818 waarin per maand wordt getoond welke klussen moeten worden gedaan. Zo moet er in april worden gesnoeid, in juni gezaaid en geplant, in augustus geoogst en in de winter gejaagd. Allemaal heel logisch… maar samen met de Capitulare betekende dit voor de Europese landbouw een grote stap voorwaarts.

Kruiden in abdijen

In het grote rijk van Karel de Grote werden ook steeds meer abdijen gesticht. De Kerk en de wereldlijke macht (Karel dus) hadden elkaar nodig om hun macht uit te breiden en te bestendigen. Maar abdijen waren meer dan machtige en rijke instellingen die de politieke en economische beleidslijnen uitzetten. Ze waren ook enorm belangrijk voor kennis en wetenschap. Hoger onderwijs was er niet, universiteiten zullen pas vanaf de late 11de eeuw worden opgericht.

Kennis over het menselijk lichaam, ziekten en geneesmiddelen was in die vroege middeleeuwen zeer beperkt en ging terug op wat de Griekse arts Galenus (2de eeuw) als lijfarts van de Romeinse keizer al bij elkaar had geschreven. Het zal overigens wachten zijn tot de 16de eeuw vooraleer de geneeskunde weer grote stappen voorwaarts zet, al mag de Arabische en Perzische geneeskunde en de invloed ervan op de Europese middeleeuwen niet onderschat worden. In Europa zat de kennis van geneeskunde vooral bij de monniken in de abdijen. Zij zaten natuurlijk aan de bron (de overlevering van Galenus in de zeer zeldzame boeken die er toen waren). En geneeskrachtige planten speelden daarbij een grote rol. Er werd ook voortgebouwd op de selectie van kruiden die in de Capitulare van Karel de Grote stonden. Zo beschreef de benedictijner monnik Strabo in 842 in zijn Hortulus 23 geneeskrachtige kruiden die in geen enkele abdij mochten ontbreken.

In de abdijtuin of herbularis werden dus heel wat kruiden geteeld die in de ziekenzorg werden gebruikt. De kruiden groeiden in verhoogde bakken op vierkant afgebakende perceeltjes. Het plan hieronder is een ontwerp uit 820 voor de kruidentuin van de toen zeer befaamde abdij van Sankt Gallen in het huidige Zwitserland. Het is zowat het enige ons overgeleverde tuinplan uit die vroege middeleeuwen. Naast kruiden en andere geneeskrachtige planten werden in Sankt Gallen ook heel wat bloemen gekweekt, die wellicht als decoratie moesten dienen in kerken en op altaren. Met de kruiden, allen ook terug te vinden op de lijst van Karel De Grote, werden kruidendranken gemaakt. Om die drinkbaar te maken, werd er vaak honing aan toegevoegd of andere smaakvolle kruiden zoals anijs of komijn.

Stedelijke moes- en siertuinen

Niet alleen op boerderijen en in de tuinen van abdijen werden er groenten en kruiden gekweekt. Er kwam in de late middeleeuwen (vanaf pakweg de 12de en 13de eeuw) ook in en rond de steden steeds meer aandacht voor tuinen. Tuinen waren ook vaak het decor van allerhande al dan niet vrijblijvende escapades. Het is niet toevallig dat een groot deel van het ellenlange Roman de la rose, een bekend Frans liefdesgedicht uit de tweede helft van de 13de eeuw, zich in een ommuurde tuin afspeelt. Maar er moest in de middeleeuwse steden natuurlijk ook brood op de plank komen.

In de vroeg middeleeuwse traditie van het uitgeven van land- en tuinbouwhandboeken, verschenen er ook in de late middeleeuwen een paar prachtig geïllustreerde werken die niet alleen een inkijk geven in hoe er moest worden getuinierd, maar ook in hoe die middeleeuwse tuinen eruit zagen. Rond 1260 verscheen De vegetabolitus et plantis van de Duitse, praktisch ingestelde filosoof en theoloog Albertus Magnus. In zijn boek lezen we een aantal zaken die vandaag (en hoe langer hoe meer) weer intrede doen in onze moestuinen, zoals rijkelijk mulchen met gemaaid gras of onkruid bestrijden door er kokend water op te gieten.

Deels gebaseerd op Magnus is het handboek Liber ruralium commodorum van de Pietro de’ Crescenzi, geschreven tussen 1304 en 1309 en voor minstens 100 jaar het standaardwerk voor tuinders. Hij behandelt daarin naast de lusthof met veel bloemen ook de kruidentuin, en daarbij heel wat advies over hoe een tuin te plannen en in te richten, welke planten te gebruiken enzovoort. De illustraties in zijn boek (zie hieronder) zijn bij de best bewaarde middeleeuwse tuinaanzichten die we nog hebben. En ook hier weer: kruiden worden gekweekt in opgehoogde vierkanten bakken, afgescheiden door goed onderhouden paden. Lijkt wel mijn tuin :-).

De stappen voorwaarts in de land- en tuinbouw in de vroege middeleeuwen, mee aangezwengeld door Capitulare de villis, de Hortulus en de plantgeneeskunde van de monniken, het ontstaan van grotere stedelijke gebieden die nood hadden aan voedsel en de, ook toen, belangrijke culturele uitwisselingen van kennis en wetenschap met de islamitische gebieden in Europa (Spanje bijvoorbeeld), het Midden-Oosten en Noord-Afrika, zorgen voor een heropleving van kruiden- en dus ongetwijfeld ook moestuinen.

Bij dat alles mogen we niet vergeten dat het overgrote deel van de bevolking, de gewone boer en landarbeider, vooral groenten en brood at. Vegetarisme avant la lettre, mag je gerust zeggen. Vlees was er wel in de middeleeuwen, maar in heel beperkte mate. Het aanbod van groenten was ook weinig divers en bestond vooral uit allerhande knollen en wortelen, peulen, kolen en uien.

Het blijft wachten tot de 16de eeuw vooraleer onze moestuinen letterlijk wat meer kleur en smaak krijgen met groenten waarvan een middeleeuwse monnik, stedeling of boer het bestaan niet kon vermoeden: tomaat, paprika, peper, mais en aardappel bijvoorbeeld. De komst van die groenten naar Europa en de hele lange weg die ze hebben afgelegd om incontournable te worden in onze moestuin en in onze keuken, behandel ik in een van mijn volgende blogposts.


Meer lezen? Volgende boeken kan ik warm aanbevelen.
– The Story of Gardening (P. Hobhouse), 2019.
– The Gardener’s Companion to Medicinal Plants (M. Simmonds), 2016.
– Charlemagne, Father of a Continent (A. Barbero, trans. Allen Cameron), 2018.
– De historia naturalis, Geschiedenins van de kruidengeneeskunde (M. De Cleene), 2019


Deel op social media

Rondje moestuin februari 2020

Print Friendly, PDF & Email

Elke maand probeer ik minstens één keer een update te bezorgen over het wel en wee in mijn moestuin. Wat heb ik allemaal opgepakt, wat doet het goed (en minder goed), … kortom wat bezorgt mij allemaal klein moestuingeluk? Hier volgt het allereerste rondje.

Het is stil in mijn moestuin. Samen doen we een winterslaap die duurt van oktober tot begin maart. Voor mij geen spruiten, palm- en boerenkool, geen veldsla, geen wortelen allerhande (pastinaak, rammenas,…) of een vergeten biet. Die kunnen allemaal goed tegen de koude, maar ik heb ze op dit moment niet meer in mijn moestuin. In oktober, na het planten van de look, ruim ik heel de tuin op en geniet ik binnen, bij mijn boeken, van de winter, of toch wat voor winter moet doorgaan.

Dat het klimaat verandert weten we allemaal, tot spijt van zij die blijven ontkennen of het probleem minstens sterk minimaliseren. De hittegolven (met afgelopen jaar temperaturen boven 40°) zijn geen zeldzaamheid meer en deze winter lijkt het niet te willen afkoelen. De gemiddelde minimumtemperatuur voor de eerste helft van februari ligt normaal iets boven het vriespunt. Dit jaar zitten we er een pak boven. Het vriest amper. En het regent veel en stormt hard. Tuurlijk, vroeger waren er ook zachte winters, stonden landerijen onder water, moesten stormvloedkeringen worden gesloten en waaiden er ook wel een keer daken weg. Maar de snelle opeenvolging de laatste jaren van al die klimaatfenomenen zet toch aan het denken.

Minder koude en meer nattigheid, dat gaat steeds meer impact hebben op hoe we hier in de Lage Landen gaan moestuinieren. Dat hoeft op zich geen onaangenaam vooruitzicht te zijn (ik droom al stilletjes van een olijfgaard in de achtertuin), maar een kustlijn die rijkt tot in Mechelen en Antwerpen en een compleet verdroken Randstad is dan weer een ander verhaal.

Mijn moestuin ligt er op dit moment dus vooral nat en weinig winters bij. Enkel in de bakken met aardbeien en die met look valt nu iets bewonderen. Aardbeien laat ik twee jaar in dezelfde bak staan, dan verhuis ik de uitlopers naar een andere bak. Ik koop nog zelden plantjes. Werken met uitlopers lukt tot nu toe goed.

In de bak met de look probeer ik vanaf dit jaar iets nieuws. Ik heb redelijk wat last van onkruid in mijn bakken. En dat is vooral vervelend met look, ui en sjalot, want die planten wortelen heel oppervlakkig en staan ook nog een keer dicht tegen elkaar aan. Eenmaal het onkruid er is, is het dus een hele klus om het te verwijderen, met de hand. Een schoffel doet hier meer kwaad dan goed. Ik probeer vanaf dit jaar met worteldoek met gaten (door mijn onkruidverdelger op gas gemaakt) daar wat minder last van te hebben. In maart maak ik in het resterende stuk doek nog gaten en plant er ui en sjalot.

Ik heb de afgelopen winter toch nog een stuk braak helemaal achteraan in de tuin een bestemming gegeven. Ik kweek eigenlijk alleen maar groenten. Mijn aardbeien houden de eer van het fruit hoog in mijn tuin. Dat moest maar een keer veranderen. Deze zomer komen daar rode bes (variëteit Junifer), zwarte bes (variëteit Noir de Bourgogne) en frambozen bij (herfstvariëteit Autumn Bliss, waar ik dit jaar al opbrengst van zou moeten hebben).

Stekken zijn geplant in december en ik merk dat ze beginnen te wortelen en dat er knoppen beginnen te vormen. Dat komt dus zeker in orde.

Mijn geduld wordt deze maand heel erg op de proef gesteld. De lente kan voor mij niet snel genoeg beginnen. Ik zaai in de wintermaanden zo goed als niets meer. Dat is een afspraak die ik (noodgedwongen) met mezelf een paar jaar geleden heb gemaakt. Ik zie er ook steeds minder het nut van in. ‘Niet doen: te vroeg starten’, las ik onlangs op een moestuinblog.

Iedere moestuinier is baas over zijn of haar moestuin, maar ik merk (Facebook en Instagram staan er vol van) dat er al nu heel veel groenten worden gezaaid in huis, waarvoor het volgens mij echt nog te vroeg is (komkommer, pompoen, courgette, maar ook tomaat). Die moeten dan uitgeplant wanneer je moestuin daar nog helemaal niet klaar voor is. Of ze moeten naar grote potten in de kas, die je dan best ook nog een keer vorstvrij houdt met kacheltjes of andere warmtebronnen.

Voor de groenten die je binnenshuis wel vroeg moet zaaien (paprika, peper, aubergine,…) heb je een installatie nodig met lampen en verwarmingselementen. Enkel het licht van de vensterbank is echt onvoldoende. Dat geeft zwakke planten, die eenmaal buiten of in de kas moeite staan, moeite gaan hebben om door te groeien. Het heeft volgens mij ook weinig zin om vóór maart erwten, bieten, warmoes, venkel, selder… voor te zaaien. Echt veel voorsprong bouw je daarmee niet op. Veel vroeger oogsten doe je dus niet. Mijn zaaiseizoen begint pas echt de eerste helft van maart.

Bij het sorteren van mijn zaadvoorraden en het opmaken van mijn boodschappenlijstje (zie mijn post over zaden inkopen), vond ik nog een paar oude pakjes met restjes paprika en peper. Ik heb mezelf toch overhaald om een hele kleine uitzondering op de afspraak met mezelf te maken voor de zeer hete Jalapeño en Habanero voor de chili con carne en de wat mildere Japanse Shishito waarmee een geweldige tapa te maken is. De zaden ontkiemen stilaan en daar was ik niet meer zo zeker van (vervaldatum op de pakjes is immers 2017). Maar het gaat een werk van lange adem zijn om er van te kunnen oogsten. Het zal wachten zijn op mijn rondjes moestuin van de late zomer en september en oktober om daar een finaal oordeel over te vellen.

Deel op social media

Kew Gardens, altijd mooi

Print Friendly, PDF & Email

Moestuinieren mag geen sleur worden. Daarom kijk ik graag om me heen en laat mij inspireren door tuinen, tuinboeken, tuinblogs, tuinwinkels, tuiniers,… allerhande. En zo probeer ik in mijn moestuin elk jaar weer iets anders uit dat ik ergens heb opgepikt. In de inspiratierubriek op deze blog post ik graag wat langere stukken over wat mij ingrijpend en blijvend, rechtstreeks en onrechtstreeks inspireert. Kew Gardens mag de spits afbijten.

Eind januari moest (mocht 😉 ) ik voor mijn werk naar Londen. Ik ben er een dag langer gebleven om nog een keer te gaan kijken naar Kew Gardens. Ik was er nog nooit in de winter geweest. Het was mistig en er hing een dikke donkere wolkenmassa boven Londen. Vandaar mijn donkere foto’s. En het was behoorlijk fris. Toch is mijn bezoek weer goed meegevallen. Ook al omdat er vergeleken met de zomermaanden bijna geen volk was. En mijn Sophie mocht mee. Kew Gardens, dat is altijd prijs.

Kew Gardens is een grote botanische tuin in het zuidwesten van Londen, gelegen aan de Thames, met de metro drie kwartier rijden vanuit de City of het stadscentrum. De tuin is begin 19de eeuw ontstaan uit enkele adellijke en koninklijke buitenverblijven en bijhorende landerijen, waarvan er een aantal teruggaan tot de 16de eeuw. Het rijke Londense volk wilde wel een keer ontspannen ‘op den buiten’. Londen verstedelijkte door de industrialisering aan een hoog tempo. Wat heel lang gewoon platteland buiten de stad was, werd een groot park in de stad. Koningin Victoria schonk het in 1841 aan de Engelse staat.

In die eerste helft van de 19de eeuw ontstonden er overigens veel botanische tuinen in Europa. Het paste in een Europees imperialistisch gedachtegoed om niet alleen de natuur in de steeds groter wordende koloniale rijken zelf te gaan bestuderen (zoals Charles Darwin deed in de periode 1831-1836) maar ook om die natuur naar Europa te halen. Het is ook niet toevallig dat in die periode ook de dierentuinen ontstonden. De Zoo van Antwerpen werd opgericht in 1843 en Artis in Amsterdam in 1838. De wereld werd zo steeds kleiner, inwoners van het Europese avondland konden zo kennis maken met vreemde planten en dieren uit de overzeese gebieden. Engeland en het grote British Empire konden natuurlijk niet achterblijven.

Vanaf 1841 werd het grote park niet alleen publiek toegankelijk, maar groeide het ook uit tot een vermaard onderzoekscentrum. Het Herbarium in Kew bevat ongeveer zeven miljoen planten van over heel de wereld, ook heel veel soorten waarvan men denkt of zeker weet dat ze uitgestorven zijn. In de Millennium Seed Bank worden zaden van bedreigde wilde plantensoorten opgeslagen. In 2003 kwamen de tuinen op de lijst van het UNESCO werelderfgroed. En in de School of Horticulture wordt ook vandaag nog het kruim van de Engelse en ook buitenlandse hoveniers opgeleid. Ik heb zelden spijt van mijn studiekeuze meer dan 25 jaar geleden, behalve wanneer ik op dit soort zaken bots. Al ben ook ik nooit te oud om (bij) te leren. Misschien komt het er nog wel een keer van.

In het park staan een aantal grote serres of kassen voor tropische planten, zoals de Palm House en Temperate House, die gebouwd zijn in de tweede helft van de 19de eeuw (foto’s hieronder). Het zijn impressionante gebouwen uit glas en het toen relatief nieuwe bouwmateriaal staal, opgetrokken in de neo-gothische bouwstijl die toen hoogtij vierde. Het ontwerp doet inderdaad wat denken aan de grote gothische kathedralen uit de middeleeuwen. Binnen is er een heel mooi aanbod aan, vaak bedreigde, planten te bewonderen.

Naast de 19de eeuwse serres staan er ook moderne en recent gebouwde glasconstructies, zoals het Alpine House, dat een aantal planten herbergt die, de naam zegt het zelf, in bergachtig gebied en boven de bomengrens voorkomen (foto hieronder). Met een slim bedache koeling en ventilatie, wordt ook in de zomer voor deze planten de best mogelijke temperatuur nagebootst. Ik bedacht me daarbij dat ik maar eens werk moet maken van mijn plan om een verzameling vetplantjes te beginnen.

In een hoek van het park staat Dutch House, een mooi oud roze gekalkt pand dat behoorde tot een groter geheel van gebouwen van de Engelse koninklijke familie die er vaak verbleef. De verwijzing naar Nederland (Dutch) komt van de voorgevel van het gebouw die zo zou passen op een Amsterdamse gracht. Vooral het verblijf van George III, de vorst die afstand moest doen van de Amerikaanse koloniën (die werden de Verenigde Staten) en nodeloos moest toekijken hoe Napoleon het Europese vasteland impalmde, vind ik intrigerend. Vanaf 1810 kreeg George steeds meer ‘vlagen van waanzin’ zoals ze toen werden genoemd. Ik vermoed dat de man gewoon mentaal op was. Hij sukkelde bovendien met een aantal andere gezondheidsproblemen en doorstond een paar zware persoonlijke drama’s die hem ook niet echt opbeurden. Toch scheen zijn verblijf in de natuur hem goed te doen. De link tussen geluk en (moes)tuinieren werd ook toen al blijkbaar gelegd. Ik kom daar in deze blog zeker nog op terug.

In het park achter het Dutch House is niet alleen de grote kruidentuin van Queen Charlotte, de ega van George III, die meer dan de moeite waard is en enkel medicinale planten bevat die in het toenmalige Engeland werden gebruikt in de geneeskunde. George zal er ongetwijfeld mee behandeld zijn geweest.

Wat verder in het park ligt de moestuin of Kitchen Garden. Die is er nog maar enkele jaren en maakt onderdeel uit van de Kew opleidings- en onderzoeksprogramma’s. Ik was toch weer verbaasd te horen dat van de naar schatting 50.000 eetbare planten op onze planeet er eigenlijk nog maar vier alomtegenwoordig zijn in wat we met z’n allen dagelijks eten: rijst, tarwe, mais en soya. Echt divers kun je dat niet noemen. En de intensieve landbouw van die vier gewassen zorgt wereldwijd voor gigantische problemen met bodemerosie, verarming en dus vervuiling van de bodem door overmatig gebruik van kunstmeststoffen, gebrek aan water, enzovoort. Wereldwijd gaan Kew-onderzoekers op zoek naar verre neven van hetgeen wij in onze moestuin gebruikelijk telen, om zo de diversiteit van die gewassen te verzekeren en tegengewicht te bieden tegen de almacht van die vier giganten. Die worden in Londen dan verder onderzocht en getest. Zoals verwacht was er in de moestuin, op een verloren spruit- en boerenkool en wat rammenas na, niet veel te zien. Net als in mijn moestuin wordt ook hier een winterstop gehouden.

Tijdens het eerste seizoen (2015) van de Kitchen Garden maakte de BBC een schitterende vierdelige reeks over de moestuin. Er verscheen ook een boek, Kew on a plate, waarin de Engelse sterrenchef met Franse roots, Raymond Blanc, kookt met de groenten uit de tuin. Voor wie op een donkere winteravond wil wegdromen bij mooie moestuinbeelden en lekkere gerechten, is dit een aanrader. De reeks is nog integraal te vinden op YouTube (aflevering 1, aflevering 2, aflevering 3, aflevering 4).

Voor wie ons achterna wil reizen nog enkele tips. In treinstation St. Pancras (eindstation Eurostar uit Brussel en Parijs), neem je de metro (Piccadilly Line) naar metrostation South Kensington (Earl’s Court en Hammersmith zijn ook goed). Daar stap je over op de District Line naar Kew. Slapen en dineren doe je goed in Kew Gardens Hotel. Het bier is lekker in Tap On The Line, de koffie smaakt in Cafe Torelli. Veel plezier!

Deel op social media